De Molen «De Gooier«

Men behoeft niet eens tot de alleroudste Amsterdammers te behooren om zich te herinneren hoe eertijds op de meeste der bolwerken van de uit de 17e eeuw dagteekenende stadsbemuring een groote molen te vinden was. In onzen tijd, bij de uitbreiding van de stad en de normaliseering van de vest, zijn deze molens allengs verdwenen; men denke aan de voor eenige jaren afgebroken «Victor« op het voormalige bolwerk Rijk, ten zuiden van de vroegere Raampoort.

De molen, welke hier is afgebeeld, is niet afgebroken en staat er nog; men vindt hem nabij het begin van het voormalige Funen, op de plek, waar sinds de vergrooting en oostelijke bemuring na 1658 hef bolwerk Oosterbeer lag, het derde noordwaarts- af gerekend. Ook van een andere zijde kan men daarop het uitzicht hebben, door zich te plaatsen op de Kattenburgerbrug, van waar deze molen dan de afsluiting vormt van het uitzicht over de Nieuwe Vaart.

De naam «Funen« werd indertijd gegeven aan de tot onzen tijd opengebleven vlakte veel als exerceerterrein gebruikt, doch welke thans geheel is ingenomen door de straten, naar Czaar Peter (die hier in de nabijheid, aan de Compagnie-werf achter Oosten burg, een halfjaar gewerkt heeft) en naar de ingenieurs Blanken, Krayenhoff Cruquius en Leeghwater genoemd.

De oorsprong van den naam is niet moeilijk te verklaren. Het bovengenoemde jaartal 1658 geeft die verklaring; in dat jaar behaalde De Ruyter zijne overwinning bij Funen op de Zweden, van zoo groot belang voor den Amsterdamschen Oostzeehandel.

Nu de zooeven vermelde straten aan dit stadsgedeelte een geheel ander karakter hebben gegeven - of, beter gezegd, het oorspronkelijk karakter hebben doen verloren gaan - is de naam Funen alleen nog bewaard gebleven door de Funen-kerk, welke gebouwd is door de «Gereformeerde Kerken« alhier, na de doleantie van 1886.

© Het Nieuws van de Dag 1907 - L. W. R.  Wenckebach